Toespraak Evert Wasch

Mijn grootvader Evert Nool.

Mijn grootvader heb ik nooit persoonlijk gekend. Wat ik over hem kan vertellen, heb ik dus helaas niet uit de eerste hand, maar gehoord en gelezen . Zijn  oudste zoon Piet is omgekomen bij de slag in de Javazee en de andere twee kinderen, mijn moeder en mijn oom Koos zijn na de oorlog overleden. Ikzelf ben de oudste van de drie nog levende kleinkinderen.

Niet alleen van mijn moeder en mijn oom maar ook van mijn vader heb ik veel over hem gehoord.   Daarnaast is er het een en ander over hem geschreven  in boeken die door Rie van Hoogdalem onder de naam “Heukelumse krakelingen” aan die plaats zijn gewijd.

Het is om te beginnen heel bijzonder dat diverse levens met elkaar verweven zijn. Zoals die van mijn ouders, die in twee plaatsen tegenover elkaar aan de Linge woonden. Leerdam en Heukelum. Mijn moeder Tuny Nool en mijn vader Johannes Wasch kwamen elkaar tegen, al zwemmend in de Linge, en helaas ook toen mijn vader – samen met anderen – bij zijn latere schoonvader zat ondergedoken om te ontkomen aan de verplichte arbeid in Duitsland.

Evert Nool was een man van weinig woorden. Hij was hard voor zichzelf en zijn directe omgeving. Hij had geen gemakkelijk leven, als jachtopziener was de beloning karig en moest hij vaak zijn levensonderhoud aanvullen door wat hij aan wild in de omgeving wist te verschalken.  Ook leidde hij politiehonden op en organiseerde hij voor de heren van en om het kasteel jachtpartijen.  De kinderen werden streng maar rechtvaardig opgevoed. Zaken die hij ze meegaf waren: een man “een man een woord een woord” en “vertrouwen mag nooit beschaamd worden”.

Tot zijn taak behoorde het om de omgeving te bewaren voor stropers. De honden waren getraind op het signaleren daarvan. Een van de honden lag direct achter het voeteneind van het bed en sloeg aan als er in de omgeving verdachte lieden rondliepen. Soms zelfs als dat nog kilometers ver was. De honden, meest herders, liepen dan feilloos op de stropers af en die zorgden er wel voor  om zich niet tegen hen te verweren. Bij mindere vergrijpen kon Evert Nool ook zijn mildere kant laten zien. Jongens die na slootje springen vogeleieren hadden gestolen, kwamen er vanaf met de boodschap dat ze maar terug moesten gaan, maar dan zonder polsstok of met een stevige klap op de pet waaronder de eieren bewaard waren, zodat het struif ze door de ogen liep.

Hij was niet godsdienstig, maar in huize Nool (De Til in Heukelum) hing een tegel met het opschrift: “Verberg de verdrevene en meld de omzwervende niet (Jesaja 16:3)”. En dat brengt me naar de oorlog.

Evert was de leider van een verzetsploeg en heeft bij een overval op een distributiekantoor de nodige kaarten voor voedsel ten behoeve van onderduikers weten te bemachtigen. Ook had hij een radio met verbinding naar Engeland in huis. Helaas heeft hij niet doorzien dat een man die zich bij hem meldde een verrader was. Wat ertoe leidde dat op de zwarte dag van 28 januari 1945 de bezetter Evert Nool en de twee andere verzetsstrijders, Marinus Visser en Arend Zeemering, arresteerde. Mijn moeder heeft nog geprobeerd hen te waarschuwen, maar het was helaas te laat.

De gevangenen zijn toen afgevoerd naar de gevangenis aan het Wolvenplein in Utrecht. Met de andere vrouwen is Tuny Nool in de ijzige koude van de winter van 1944/1945 naar Utrecht gefietst. Ze kreeg haar vader niet te spreken, maar wel kon ze een brief voor hem afgeven. Heen ging het nog met de pont, terug niet meer en via balken in de opgeblazen brug konden ze toch nog de overkant van de Lek bereiken en verder terug naar huis fietsen. De brief is later teruggevonden op het lichaam van haar vader, doorboord door een van de kogels waarmee hij ter dood is gebracht.

Tot zover over hem en met hem zijn medestrijders, die wij hier herdenken.

Een stap naar het heden.

We leven in een onzekere situatie, waarbij we een bedreiging van buiten ervaren. Omdat we veel tijd thuis moeten doorbrengen, worden we geconfronteerd met onszelf, in een positie van relatieve uitzichtloosheid. Waarbij de last daarvan voor de een zwaarder weegt dan voor de ander. We zijn onvrij om te doen en te laten wat we in een normale situatie kunnen.

Maar doordat we teruggeworpen worden op onszelf maakt het ook ons bewust van zaken waaraan we anders voorbijgingen. En misschien is dat wel de overeenkomst met de situatie waarin Evert Nool leefde. Dat we in de beperking van het dagelijks leven ons des temeer bewust worden van kernwaarden. Van wat het betekent om vrij te zijn, en om in die vrijheid bedreigd en zelfs aangetast te worden. Je weegt dan af en maakt keuzes. Dat leidde er voor Evert Nool toe om hulp te bieden aan anderen, in de wetenschap dat hij daarbij zijn leven op het spel zette. En het bijzondere is dat hij dat niet bijzonder vond, maar dat hij dat deed omdat het gewoon moest.

“Verberg de verdrevene en meld de omzwervende niet”, dank je wel Opa.

Evert Wasch, 1 mei 2021, Fort De Bilt.