Toespraak M. Mobach, 27 april 2013
Geachte aanwezigen,
Vorig jaar stond in het dagblad Trouw: Hoe lang kan opa er nog over vertellen?
Gelukkig kan ik dat en daarom heb ik gehoor gegeven aan het verzoek om vanavond iets over mijn persoonlijke ervaring uit de oorlogsjaren te zeggen. Niet inhoudelijk over het verzet maar over gevolgen van deelname aan het verzet. Toen de Duitsers in 1940 ons land binnenvielen was ik dienstplichtig militair en heb ik rond het vliegveld Valkenburg tegen zwaar bewapende Duitse parachutisten gevochten. Na vijf dagen capituleerde Nederland en gingen we een onzekere tijd tegemoet die we nu de Oorlogsjaren 1940-1945 noemen.
Vandaag zijn we hier bijeen om te gedenken en herdenken. Herdenken zonder kennis van de geschiedenis is eigenlijk een farce: Herdenken verondersteld ook kennis van de geschiedenis.
Deze herdenking, 68 jaar na dato, is voor mij dan ook geen rituele herhalingsoefening. Elk jaar weer sta ik in gedachten stil bij herinneringen die diep in mijn geheugen zijn gegrift.
Het Monumentenboek 1940-1945 heeft als titel: Sta een ogenblik stil….Het voorwoord van de redactie luidt: Ter nagedachtenis aan al diegenen die door het Duitse geweld zijn omgekomen zijn in de vorm van kleine of grotere monumenten, tekenen van steen opgericht. Deze geheugenstenen roepen ons terug naar de prijs van de overwinning; namelijk het offer. Offers die mij niet onberoerd hebben gelaten.
Herdenken doet iedereen op zijn eigen manier, vanuit zijn eigen verleden – vanuit zijn eigen situatie puttend uit eigen herinneringen. Maar… kunnen herinneringen ooit loepzuiver zijn. Het geheugen is natuurlijk altijd een verraderlijke bron van kennis. De dingen zijn niet zo, of net even anders gelopen, ervaringen van anderen mengen zich met de jouwe, zoals
Berthe Meijer in haar memoires schrijft.
Een groot deel van de oorlogsjaren woonde ik in Westbroek; nu één van de kernen van de gemeente De Bilt. In dat dorp maakte ik vanaf het jaar 1942 deel uit van een kleine actieve verzetsgroep die helaas, net als vele andere groepen, de wrange resultaten van de Duitse overheersing heeft ondervonden. Ik noem er enkele.
Op 27 september 1944 wordt mijn goede vriend en verzetscollega Teus Oudhof, opgepakt, op vreselijke wijze gemarteld en hier op ‘Fort de Bilt’ gefusilleerd. U vindt zijn naam op de rechter gedenkplaat.
In de maanden daarna, de precieze datum is niet bekend, worden op een nacht ook Teus van Barneveld, Gijs de Rooij en Henk Seldenrijk uit hun huis gehaald en weggevoerd. Van hen is niets meer vernomen.
Voor het verzet in Westbroek culmineerden al deze gebeurtenissen in nog een aantal arrestaties van verzetsmensen tijdens de kerstdagen 1944..
Zelf werd ik in de vroege morgen van 1e Kerstdag 1944 ook door de Sicherheidsdienst gearresteerd; eerst door de SD op Maliebaan 74 opgesloten en verhoord en vervolgens overgebracht naar de gevangenis te Utrecht, daar een week lang dagelijks op vaak minder humane manier verhoord en als door een wonder op Nieuwjaarsdag 1945 weer vrijgelaten.
Dan na enkele maanden vol onzekerheid en angst komt op 5 mei 1945 de capitulatie.
Hoe dit in Westbroek werd ervaren citeer ik nu uit het Historisch Tijdschrift van de toenmalige gemeente Maartensdijk.
Voor Westbroek begon de ochtend van de 5e mei, zoals overal in het toen nog bezette deel van Nederland als een ware feestdag. Totdat… Totdat, aan het einde van die feestelijke ochtend zich in Westbroek alsnog een drama voltrok. Door allerlei misverstanden, gebrekkige communicatie en de hektiek van de naderende bevrijding ging er van alles mis. Met als gevolg dat er vanuit Bilthoven een 50 tal gevechtsmilitairen van de 6e Luchtlandingsdivisie met pantserwagens naar Westbroek werd gedirigeerd. De eerste beschietingen van de Duitse pantsereenheid vormden tevens het begin van een grootscheepse razzia onder de Westbroekse bevolking. Volgens diverse ooggetuigen waren sommige Duitse soldaten ‘door het dolle heen’. Ze schoten links en rechts van de weg op de huizen, die ze vervolgens binnendrongen, vernielingen aanrichtten en vooral de mannelijke bevolking gewapend dwongen hun woning of schuilplaats te verlaten. Intussen reden de pantserwagens verder het dorp in, schietend op bijna alle huizen aan weerszijden van de Kerkdijk.
Woning voor woning werd door de Duitse soldaten bestormd en grondig onderzocht. Nog aanwezige mannelijke bewoners, die zich veelal in hun schuilplaatsen verborgen hielden, werden op uiterst ruwe wijze gearresteerd en vervolgens afgevoerd. Bij het naderen van de Duitse colonne hadden de heer Mobach en andere verzetsmensen in allerijl het gemeentehuis verlaten om een veilige schuilplaats te vinden. Mobach bereikte nog net de winkel van Steven de Graaf, die hem voorzag van andere (burger)kleding en hem verstopte in de -deels onder waterstaande- kelder van zijn huis. Helaas werd hij daar ontdekt en door enkele Duitse soldaten uit Westbroek ook als verzetsman herkend, vervolgens op beestachtige wijze -met een touw om de handen en om de nek afgevoerd naar een verzamelplek bij de woning van dokter Broere.
Einde citaat.
Deze Duitse gevechtsgroep gedroeg zich dus zeer gewelddadig, waardoor die dag in ons dorp 9 doden vielen; zes jonge mannen van het verzet en drie niet verzetsmensen. Drie verzetsmannen werden door mitrailleurvuur gedood; twee werden met handgranaten om het leven gebracht en één moest een kuil graven en erin gaan staan waarna hij met pistoolschoten werd afgemaakt.
Het leek een tweede Putten te worden. Nagenoeg alle Westbroekse mannen werden bij een school bijeengebracht. Met mij werden ongeveer 20 mannen geselecteerd die lopend en onder zware bewaking werden overgebracht naar een Duits commando in Bilthoven. Daar werd ik, samen met gemeentesecretaris Kors van Vliet, collega Witteveen en de heer Van der Meijden door een Duitse generaal aangewezen om hier op het fort De Bilt te worden geëxecuteerd. We werden in een vrachtauto geladen en onder bewaking van de Feldgendarmerie afgevoerd. Toen dit transport van de Bilthovenseweg de Utrechtseweg opreed hoorden we zingen: Oranje boven en soortgelijke verzen. Wij konden echter niets zien en wisten niet wat er precies aan de hand was.
Drs. Hans Brugman schrijft daarover in zijn boek “Vergeten bunkers” :
Op de Utrechtse weg waren inmiddels veel mensen samen gekomen om de Canadezen die van Zeist onderweg waren naar Utrecht, te verwelkomen.
Misschien dat de Duitsers daarom afzagen van hun kennelijke plan om naar fort De Bilt te gaan waar in de loop van de oorlog al vele verzetsmensen zijn gefusilleerd. Ze reden door naar de Maliebaan 74 waar het kantoor van de Sicherheitsdienst was gevestigd. Na overleg met de SD en de bewakende Feldgendarmerie werden genoemde mannen overgebracht naar de gevangenis op het Wolvenplein en daar in een kelder opgesloten. Op 6 mei kwam er een Canadees officier die bevel gaf alle politieke gevangenen vrij te laten.
Zo eindigde voor mij de bevrijding waardoor – zeer tot mijn verdriet – deze trieste gebeurtenis op de 5e mei voor mij nooit een bevrijdings-dag maar een bevrijdings-drama is geworden.
Op een dag als deze denk ik aan de nabestaanden en aan al degenen die vanaf de dag dat zij het lot van hun omgekomen familielid vernamen, met die verschrikkelijke werkelijkheid verder moesten. In dankbaarheid mag ik gedenken dat ik inmiddels de leeftijd van ruim 93 jaren heb bereikt, doch al die jaren ben ik de angst en de ontzetting tijdens de zwarte Bevrijdingsdag en het verdriet om hen die vielen nimmer kwijt geraakt.
Dit alles overdenkende blijft bij mij de vraag aanwezig:
Wordt het verleden – verleden?
Moet je overgaan tot de orde van de dag? Niet in het verleden blijven hangen? Op zeker moment over een nare periode heen stappen om er persoonlijk een punt achter te zetten en als voorbeeld voor anderen vooruit te kijken?, zoals toenmalig minister Bot eens in Japan zei.
Voor mij zal het moeilijk zijn om dat begrip “wordt het verleden – verleden” gestalte te geven.
Mijns inziens kun je het verleden wel aanvaarden, maar nooit vergeten; je kunt je ervaringen niet als een rugzak afleggen, maar wel een manier zoeken om er mee om te kunnen gaan. Daarom is het belangrijk om op herdenkingen als deze naar elkaar te luisteren en ook, ieder voor zich, zijn eigen ervaringen een plekje zien te geven.
Herdenken en werken aan verzoening en vrede is daarom noodzakelijk, want Vrede is geen vanzelfsprekend iets. De jeugd heeft de toekomst en zij zullen door voorlichting en herinneringen aan de jaren 1940-1945 weerbaar moeten zijn ten aanzien van de demagogie van onverantwoordelijke radicale elementen.
Dames en heren, jongelui,
4 mei herdenken we iedereen die tijdens de Tweede Wereldoorlog om het leven is gekomen. Tegelijkertijd gaan onze gedachten ook uit naar hen die in de periode na 1945 door oorlogsgeweld of tijdens een vredesmissie de dood hebben gevonden, vaak ver van huis. Een dag later, 5 mei, vieren we onze vrijheid. Twee heel verschillende belevingsmomenten die niet van elkaar te scheiden zijn.
Het nationaal comité 4 en 5 mei kiest ieder jaar een thema wereldwijd.
Vorig jaar >Vrijheid geef je door Vrijheid spreek je af<.
Ik beschouw deze thema’s als een oproep aan de jongere generaties om de herdenkingen in de toekomst voort te zetten. Herdenken is namelijk een moment van bezinning en dergelijke momenten heb je nodig voor een vrije en tolerante samenleving.
Met enkele regels uit het lied “Vrede” wil ik besluiten.
Vergeet ze niet, de herinneringen aan hen die streden voor ons land;
zij gaven al hun liefde en hun leven voor de vrijheid van hun vaderland.
De prijs te hoog, de pijn niet te verdragen, je vraagt je af, heeft zo’n verdriet wel zin,
terwijl een ieder weet dat vrede komt van binnenin.
Ik dank u.